-
1 boenen
-
2 het parket boenen
het parket boenen -
3 scrub
adj. stumper, stakker; dreumes; struikgewas--------n. struikgewas; het schrobben/boenen--------v. schrobben, boenen; schrappenscrub1[ skrub] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————scrub2〈 scrubbed〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 scrub out • uit/wegboenen -
4 astiquage
-
5 encaustiquage
-
6 scrape
n. gekrab, gekras; kras; strijkage--------v. schrobben, boenen; schoonmaken; krassen; krabben; met moeite bereiken; raspen; met moeite bij elkaar rapen; schieren (van remmen)scrape1[ skreep] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 (ge)kras♦voorbeelden:————————scrape2♦voorbeelden:scrape by on a little money • net rond komen met een beetje geld1 krassen♦voorbeelden:scrape away • wegschrapenscrape off something • iets afkrabbenscrape the skin off one's hands • zijn handen openhalen -
7 rub
n. wrijving; schuring--------v. wrijven; schuren; smeren; laten glimmenrub1[ rub] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 there's the rub • daar zit de moeilijkheid, dat is het hem juist————————rub2〈 rubbed〉2 slijten ⇒ dun/ruw/kaal worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 wrijven ⇒ af/in/doorheen wrijven; poetsen, boenen2 schuren♦voorbeelden:rub cream on one's skin • crème op zijn huid smerenrub oneself down • zich stevig afdrogen3 rub away • wegslijten, afslijten -
8 skive
v. boenen, schrobben (leer); in lagen verdelen (leer)[ skajv] 〈Brits-Engels; informeel〉 -
9 slick
adj. glad, glanzend; handig; uitgekiend(e verkoper); oppervlakkig--------adv. op een oneerlijke manier, op een slimme manier--------n. olievlek, olielaag, (op water, zee); penschrift gedrukt op glimmend papier--------v. poetsen, boenen; glad, rad, vlug, vlot; preciesslick1————————slick2〈bijvoeglijk naamwoord; slickness〉 〈 informeel〉1 glad ⇒ glibberig, glanzend2 glad ⇒ uitgeslapen, gehaaid3 oppervlakkig ⇒ glad, zich mooi voordoend4 goed (uitgevoerd) ⇒ kundig, soepel (draaiend/verlopend) -
10 scrubbing
n. het schrobben/boenen/wassen/schoonmaken
См. также в других словарях:
Treppe — 1. Je hoher Treppe, je schwerer Fall. – Petri, II, 393. 2. Man muss auff der Treppe von einer Stuff zur andern steigen. – Petri, II, 459. 3. Von hohen Treppen felt man hart. – Petri, II, 511. 4. Wenn man die Trepp schürt, so fängt n von haben an … Deutsches Sprichwörter-Lexikon